Condensatiewarmte
Zoals reeds aangegeven bij het Stookrendement zit een aanzienlijk deel van de verbrandingsenergie in de gevormde waterdamp. Deze waterdamp verdwijnt bij de meeste verwarmingsinstallaties met de rookgassen door de schoorsteen. Recuperatie van de condensatiewarmte kan door de rookgastemperaturen onder het dauwpunt van de waterdamp te brengen. Dit wil zeggen dat we de rookgassen verder dienen af te koelen. Dit kan zonder gevaar bij een aardgas gestookte verwarmingsinstallatie. Het plaatsen van retarders (wervelstrippen) zorgen in de rookgaskanalen voor een feller contact tussen de rookgassen en de ketelwand. Op deze manier kunnen we de rookgastemperatuur laten dalen tot onder 140°C.
De volgende stap in het afkoelen van de rookgassen brengt ons bij de rookgascondensor.
De volgende stap in het afkoelen van de rookgassen brengt ons bij de rookgascondensor.
Rookgascondensor
In de rookgascondensor wordt de warmte van de rookgassen overgedragen aan water op lage temperatuur. Een rookgascondensor zal de rookgassen afkoelen tot onder het dauwpunt. Waterdamp zal beginnen condenseren en een aanzienlijke hoeveelheid condensatiewarmte vrijgeven. De hoeveelheid die vrijkomt is afhankelijk van de condensatietemperatuur en varieert van 2.358 KJ/kg tot 2.454 KJ/kg gevormd water. Rookgascondensatie kan enkel worden toegepast wanneer aardgas wordt gestookt. Er wordt gerekend op een capaciteit van ongeveer 16,5 W/m² voor de teelt van warme vruchtgewassen. Bedrijven maken gebruik van zowel enkelvoudige condensors als combi-condensors. Een enkelvoudige condensor is vooral van toepassing als de capaciteit van het secundaire verwarmingsnet voldoende groot is. Dit is zeker het geval bij tablet- en vloerverwarming. Vaak is de omlooptijd van een condensornet vrij klein waardoor er een te hoge retourtemperatuur ontstaat. Dit zorgt ervoor dat er onvoldoende condensatiewarmte kan worden opgenomen. Een te grote luchtovermaat is tevens nadelig voor een goede werking van de rookgascondensor. Het dauwpunt van het vocht in de rookgassen daalt met grotere luchtovermaat. Het condenseren vindt dus bij een lager temperatuur plaats en kan bijgevolg minder water condenseren. |